Dinsdag 14 juni. Na een paar daagjes Bali het vliegtuig genomen naar Colombo in Sri Lanka. Gisteren in het holst van de nacht aangekomen en na een goede nachtrust in Hangover Hostel, zou een concept van Tempohousing kunnen zijn, met de lokale bus naar Anuradhapura afgereisd. De eerste bus van 11 uur moet mij naar Negombo brengen. De hulp van de buschauffeur heeft mij verkeerd begrepen. Was niet het vliegveld. Geen nood, ik kan overstappen en vijf minuten later ben ik op weg naar Kurunegala. Na een uurtje wordt ik gewekt en wordt mij duidelijk gemaakt dat ik eruit moet om vervolgens weer over te stappen. Binnen enkele minuten stopt een bus en ben ik weer onderweg. De lokale bus betekent een bus met aan één zijde 2 stoelen en de andere 3 stoelen. De beenruimte is afdoende en ik heb geluk dat ik steeds kan zitten. Geen airco, maar alle raampjes staan open. Bij 32 C wel zo prettig. In Kurunegala is het een klein stukje lopen naar het andere busstation en hier kan ik vrijwel gelijk instappen in de bus naar Anuradhapura. Om 5 uur komen we aan en blijkt mijn rugzak versierd te zijn met motorolie of iets van die aard. Liyana Holiday Resort is mijn overnachtingsplek. Resort is wat overdreven, maar de kamer aan de tuin is prima.
Vandaag op de fiets naar de antieke sites net buiten de stad. Na de heilige boom doe ik een rondje Ruwanwelisaya, de witte stupa van 140 BC en ruim 100 m hoog. Maar in de loop der jaren wel een aantal keren gemodificeerd. Een iets kleinere witte stupa, Thuparamaya, is voorzien van een serie stenen kolommen die er willekeurig omheen lijken te staan. Langs de weg is een mega stupa in aanbouw. Navraag leert dat de luchtmacht een kopie van de grote witte jongen bouwt. Ze zijn in 2010 begonnen en het moet in 2020 of 2021 klaar zijn. Opmerkelijk. Net als het feit dat de stupa’s hier geheel van baksteen opgetrokken worden, dus ook de vulling is metselwerk. Nog even langs een baksteen stupa, Abhayagiriya Dagaba. Ook oud, 100 AD. Deze was enkele jaren gelden volledig begroeid, maar staat er weer fraai bij. Dan eindelijk de ruïnes van het oude kloostercomplex. De fundatie van een badhuis, de olifanten- en tweelingvijvers, enkele ruïnes in grotten en vele fundaties van andere gebouwen. Een schaduwrijk plekje lonkt naar mij en ik vlei mij in het gras. Enkele seconden later sta ik op met een paar honderd kleine mieren die mij belagen. Slechts een enkele keer kom je een toerist of local tegen. Het is geweldig om tussen de resten van een oude beschaving te fietsen en je een ontdekkingsreiziger te wanen.